Wilskracht

Een talenknobbel,  een wiskundeknobbel, een ´ruimtelijk inzicht knobbel´, het zijn allemaal van die niet op vrije wil draaiende 'knobbels'. Dat je hiervoor wel of geen aanleg kunt hebben is iets wat veel mensen als vanzelf aannemen. Het is geen keuze om wel of geen wiskundeknobbel te hebben. Natuurlijk is er door middel van oefening altijd verbetering mogelijk, maar de één is er los van de oefening nu eenmaal beter in dan de ander. Daar zullen de meesten zich in kunnen vinden. Dit voelen we van nature zo aan.

 

Dit schijnt radicaal anders te liggen met het hebben van een ´wilskracht-knobbel´, een ´karakterknobbel´ of ´doorzettingsvermogen-knobbel´. Als je weinig doorzettingsvermogen hebt, dan moet je je daar voor schamen. Degenen daarentegen die ´op wilskracht´ of ´op karakter´ iets voor mekaar krijgen, dat zijn de helden. Vertoon je geen wilskracht, dan is het je ´eigen schuld´ dat daardoor iets niet lukt.

 

Het moge inmiddels echter duidelijk zijn, dat ook wilskracht en doorzettingsvermogen, precies evenzeer als de wiskunde- en de talenknobbel op een, weliswaar zeer complexe, maar toch gewoon fysieke toestand van de hersenen [terzijde 1] leunen! Het is wat vrije wil betreft, met de ´wilskrachtknobbel´ helemaal niet anders als met de ´wiskundeknobbel´. 

Wel is het zo, en dat toch wel belangrijk om te vermelden, dat iets als wilskracht of vechtersmentaliteit het van andere delen van de hersenen moeten hebben als het deel dat ons tot goede rekenaars of goed maakt in taal. Wellicht huist onze taalvaardigheid meer in de hersenschors en wilskracht meer in het limbisch systeem.

In ieder geval is het deel (of de al dan niet goed samenwerkende delen) dat ons wilskracht bezorgt wel een stukje kneedbaarder dan die delen die je tot een goede rekenaar maken. Daar lijkt het in ieder geval wel op. Want de knobbels die je tot een goede rekenaar maken zijn veel constanter over de tijd heen. Iemand die goed is met wiskunde blijft over het algemeen goed in wiskunde, het tegenovergestelde geldt ook. Iemand die niet goed is in wiskunde of taal, blijft egaal hoe hij/zij oefent onder een bepaald niveau steken. Met wilskracht ligt dat anders. Daar zitten grotere schommelingen in. Ik denk dat dat kan gaan van grote dieptepunten tot minimaal tamelijk ok hoogtepunten. Als maar de juiste sleutels (en voeding en licht) aangeboden worden, kan iemand met ogenschijnlijk weinig wilskracht denk ik toch behoorlijk aangezwengeld worden. Alleen moeten de sleutels wel precies de juiste zijn. En met de verkeerde sleutels kun je het ook erger maken. Iemand met een depressie kan zijn wilskracht totaal verliezen maar kan het ook weer tot normaal niveau terugkrijgen. Wilskracht-achtige eigenschappen worden ook sterker beïnvloed door onze hormonen en bepaalde vitamines dan dat het geval is voor onze taalvaardigheid. 

 

Om het nog wat gekker te maken, het lijkt zelfs zo te zijn dat je met deepbrain-stimulatie depressies verhelpen kan waarmee je dus direct of indirect ook zaken als wilskracht kan beïnvloeden. 

 

Hoe goed je uiteindelijk in wiskunde wordt, hangt af van je aangeboren lichaam en hoe dit lichaam met omgevingsfactoren versmelt. Dit geldt voor het kunnen inzetten van je wilskracht precies hetzelfde! 

 

Kunnen en willen
Een vaak gehoorde uitspraak als iemand iets niet lukt is de volgende; Kán hij niet, of wíl hij niet?! Kunnen en willen is echter precies hetzelfde. Iemand die niet ´wil´, kán onder precies die omstandigheden blijkbaar niet willen...Dat wil (meestal) overigens niet zeggen dat het onmogelijk is om op een bepaald moment wel weer te kunnen willen. Er moet(en) echter precies de juiste sleutel(s) aangeboden worden.